Tien tips = Uit 'De Standaard van 18/2/2006' ; weerslag van een interview met journaliste Yo De Beule.
1. Herhaal sterke punten van het landschap in je tuinontwerp: een gebogen haag zet de glooiing van het landschap in de verte in de verf, een bosje sluit visueel aan bij het bos verderop. 2. Laat het uitzicht op een mooi landschap open en geef de grens aan met bijvoorbeeld een doorkijk-afsluiting. 3. Zorg eventueel voor privacy met structuurelementen binnenin de ruimte van het perceel en enkel waar nodig. 4. Kader een mooi uitzicht in met een lijst, een gat in de haag of een paadje dat ogenschijnlijk het landschap in loopt. 5. Een natuurlijk aandoende beplanting op de rand van het terrein versterkt de illusie dat de natuur tot in je tuin loopt en omgekeerd. 6. Kies haagplanten, bomen en heesters die in het landschap opgaan. Het zijn die structuren die je van ver ziet. 7. Planten die zijn aangepast aan bodem en microklimaat van je perceel, zullen er ook beter passen. 8. Werk mee aan het herstel van het landschap door bomen, bosjes en boomgaarden aan te planten: elementen die in ons landschap nagenoeg verdwenen zijn, maar die voor dieren van levensbelang zijn. 9. Cultuurelementen, zoals bijvoorbeeld de knotwilgenrijen die overvloedig in het omringende landschap aanwezig zijn, kun je mondjesmaat integreren in je ontwerp, maar hoed je voor het klakkeloos kopiëren van landschapselementen die niet passen bij je tuin of het landschap. 10. Ook in de stad of het dorp kun je laten inspireren door een mooi uitzicht vanuit je tuin: de bomen in het park, een brok industriële archeologie, het uitzicht op de kerktoren of de kleurrijke gevels aan de overkant van het woonblok.
|